Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/14

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
6
DE BOUWSTOFFEN VAN HET PLANTENLICHAAM.


andere eigenschappen voortgebracht worden, blijven de elementen daarbij onveranderd, en zijn dus in de producten der scheikundige werkingen in soort en hoeveelheid juist dezelfden als in de lichamen, uit welke deze producten ontstonden.

Uit deze alleralgemeenste beginselen der scheikunde volgt voor ons dit belangrijke besluit, dat de anorganische stoffen, waaruit zich in de plant de organische moeten vormen, uit dezelfde elementen moeten bestaan als deze. Hoogstens kunnen zij daarenboven nog andere elementen bevatten. Welke zijn dus de elementen waaruit de organische plantenstof bestaat, en in welke verbindingen komen deze in de natuur voor? Tot de beantwoording van deze vraag kunnen wij een stap nader komen, zoo wij nagaan wat er bij de verbranding der droge plantenstof geschiedt. Daarbij toch gaat de organische stof in anorganische verbindingen over, doch de elementen zullen in de verbrandingsproducten dezelfde gebleven zijn, als in de verbrande stof. Deze verbrandingsproducten bestaan nu voor verreweg het grootste gedeelte uit koolzuur, dat als gas, en uit water, dat in den toestand van waterdamp ontwijkt. Gloeien wij de overblijvende asch ten behoeve eener volledige verbranding, zoo verliest zij nog andere verbindingen, doch in vergelijking met het koolzuur en het water slechts in geringe hoeveelheid. Koolzuur nu bestaat uit koolstof en zuurstof, water uit waterstof en zuurstof. Deze beide feiten worden in de scheikunde het eenvoudigst daardoor bewezen, dat men koolstof en waterstof in zuiveren toestand verbrandt. Men kan dit doen in een ruimte die behalve een der beide genoemde stoffen slechts zuurstof bevat, en verkrijgt in het eerste geval koolzuur en in het tweede water. De organische stof der planten bestaat dus in hoofdzaak uit drie elementen, te weten koolstof, waterstof en zuurstof. Van de aanwezigheid van het laatste levert de verbranding wel niet rechtstreeks het bewijs, daar bij de verbranding, gelijk men weet, de zuurstof der lucht wordt opgenomen. Deze laatste kon dus de bron van de zuurstof in het koolzuur en het water zijn, en is dit werkelijk ten deele. Dat echter ook in de plantenstof zuurstof aanwezig is, leeren bijzondere, tot dit doel ingerichte verbrandingsproeven.