Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/18

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
10
DE BOUWSTOFFEN VAN HET PLANTENLICHAAM.


en eigenschappen zeer nauw overeenkomen. De nadere beschouwing dezer gelijkmaking van het voedsel aan de bestanddeelen des lichaams zal voor ons het onderwerp van een afzonderlijk hoofdstuk uitmaken.

Vatten wij het tot hier toe beschrevene in korte woorden te zamen, zoo kunnen wij zeggen, dat de plant tot hare voeding water, vaste doch oplosbare anorganische stoffen en organische verbindingen noodig heeft. De beide eersten neemt zij door de wortels uit den grond op; de bron der organische stoffen is het koolzuur der lucht, dat zich met het in de plant bevatte water, onder vrijwording van zuurstof, tot deze organische verbindingen vereenigt. Wat de stikstofhoudende organische stoffen betreft, zoo ontstaan deze uit de reeds gevormde organische verbindingen en den salpeter of de ammonia, die door de wortels uit den bodem worden opgezogen. De bron van de zwavel van sommige organische verbindingen leerden wij in de zwavelzure kalk van den bodem kennen.

In het begin van dit hoofdstuk hebben wij gezien, dat de voeding dient óf tot het voortbrengen van nieuwe organen en het vergrooten der aangelegde, óf tot herstel der bij de levensverrichtingen versleten deelen des plantenlichaams. Ik heb er toen op gewezen, dat deze versleten deelen uit de plant verwijderd moeten worden, daar hunne opéénhooping voor het leven schadelijk zou kunnen worden. Deze verwijdering der versleten deelen, en het verslijten der deelen zelf, verdient te dezer plaatse eenigszins uitvoeriger besproken te worden.

Het verslijten der lichaamsdeelen bij het volvoeren van bewegingen draagt den naam van stofwisseling. Daarbij kan de ontstaande beweging voor het oog waarneembaar, of wel van dien aard zijn, dat zij zich aan een rechtstreeksche beschouwing onttrekt. Een onmisbare voorwaarde voor het plaats vinden der stofwisseling is de ademhaling. Dit verschijnsel, dat bij alle levende wezens in hoofdzaak op hetzelfde neêrkomt, kan voor een geleidelijke behandeling gevoegelijk in twee werkingen gesplitst worden, n.l. de inademing en de uitademing. Zonder inademing is op den duur geen stofwisseling mogelijk; de uitademing dient om de gasvormige producten der stof-