Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/181

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
173
DE LEER DER BEMESTING.


te worden. Al deze stoffen spelen bij de voeding der planten een rol, gelijk uit een vergelijking met de opgaven in ons vorige hoofdstuk kan blijken. Behalve deze komen niet zelden nog organische zuren in het waschwater onzer proef voor, die van den humus afkomstig zijn en daarom veelal humuszuren genoemd worden. Verder zijn een aantal andere deels onverschillige, deels zelfs schadelijke stoffen in verschillende grondsoorten aangetroffen; hare opnoeming zou te dezer plaatse echter weinig nut hebben.

Aan den eigenaardigen toestand, waarin zich deze oplosbare bestanddeelen bevinden, moeten wij thans voor eenigen tijd hoofdzakelijk onze aandacht wijden.

Op een vruchtbaar land vormt de aarde een poreuse massa, in welke de tusschenruimten tusschen de zandkorreltjes, de fijne kleideeltjes, de overblijfselen der planten en de overige vaste deelen, worden ingenomen door lucht. Voor den groei der wortels zijn deze luchthoudende poriën noodzakelijk, daar de vrije beweging van de lucht daarin aan de wortels de voor de ademhaling noodige zuurstof toevoert. Staat op een bouwland het grondwater tot dicht onder de oppervlakte, zoo sterven de wortels in dit water af, daar zij geen genoegzame hoeveelheid zuurstof kunnen opnemen, een gevaar, dat men steeds door draineeren of door andere middelen tracht te voorkomen. In normalen toestand bevat dus de grond tot op eenigen afstand onder de wortels, en wel gewoonlijk tot op groote diepte, in zijne poriën geen staand water, doch lucht, en zoo de natuur dezen toestand niet van zelf geeft, tracht men zich dien door de kunst te verzekeren. Zoo dikwijls het nu regent en de fijne poriën der bovenste aardlaag zich met water vullen, zakt dit langzamerhand in den ondergrond weg en er blijft slechts zooveel achter, als, om het zoo eens uit te drukken, aan de oppervlakte der korrels en in de allerfijnste tusschenruimten der kleine vaste deeltjes, hangen blijft. Dit water is het, dat door de wortels kan worden opgezogen en dat in regel in zoo groote hoeveelheid in deze poriën achterblijft, dat het langen tijd aan de behoeften der planten voldoen kan. Is deze voorraad na een langen tijd van droogte opgebruikt,