Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/205

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
197
DE INSECTENETENDE PLANTEN.


en eiwit, in het algemeen de eiwitachtige stoffen van ons voedsel, door het maagsap uit den vasten in den opgelosten toestand worden gebracht. Dit maagsap, dat door de klieren aan den binnenwand der maag afgezonderd wordt, is zuur en bevat, onder vele andere bestanddeelen, een zeer belangrijke stof, pepsine genaamd. Krachtens deze beide eigenschappen is het in staat, eiwitachtige stoffen op te lossen. Het bewijs hiervoor levert de volgende proef. Men kan uit maagsap het pepsine langs scheikundigen weg in vasten vorm afzonderen. Lost men nu deze stof op in water, dat men door eenige druppels zoutzuur zwak zuur gemaakt heeft, zoo is dit vocht in staat om, bij de temperatuur van het dierlijk lichaam, vleesch en eiwit geheel op te lossen. Dit oplossen nu heet in de physiologie verteren; het verteerde, d.i. opgeloste eiwit, wordt door fijne buisjes, die in den wand van de maag en de darmen liggen, opgezogen en naar het bloed gevoerd.

Wij zagen reeds dat het vocht der vliegenvangertjes zuur is, even als het maagsap. Het bevat ook een stof, die zeer met pepsine overeenkomt en tegenover eiwit dezelfde eigenschappen vertoont. Het werkt evenmin als maagsap, wanneer men zijn zuur door een basis, b.v. ammoniak, afstompt. Zijn werking komt dus geheel met die van maagsap overeen, en wij mogen dus gerust zeggen, dat Drosera de gevangen insecten evenzoo verteert, als een dier zijn voedsel.

En dat werkelijk dit verteren van insecten tot de voeding belangrijk bijdraagt, daarvan heeft men zich eveneens door rechtstreeksche proeven overtuigd. Hiertoe kweekte men Drosera's in twee partijen, die men vooraf zoo gelijk mogelijk uitgezocht had en voortdurend in gelijke mate van licht, warmte en vochtigheid voorzag. Beide groepen bevonden zich in een ruime, doch afgesloten omgeving, zoodat zich geene insecten op hare bladeren konden neerzetten.

Nu werden de bladen der eene groep van tijd tot tijd bedeeld met kleine insecten, stukjes vleesch of gekookt eiwit, terwijl die der andere groep dergelijk voedsel nooit ontvingen. Het gevolg was, nadat men dit eenige maanden voortgezet had, dat de planten der eerste groep zich zichtbaar krachti-