Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/213

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
205
DE INSECTENETENDE PLANTEN.


blad opgezogen en even als bij Drosera leert ook hier het microscopisch onderzoek ons veranderingen kennen in de cellen, welke deze stoffen opnamen. Is na verloop van verscheidene dagen dit geheele proces afgeloopen, zoo opent zich het blad weder.

Wil men zich van de algeheele vertering van voedende stoffen door de bladen van het amerikaansche Vliegenvangertje door proeven overtuigen, zoo kiest men hiertoe weder liefst scherpkantige stukjes gekookt eiwit. Men ziet dan de kanten eerst doorschijnend worden en wegsmelten; weldra wordt ook het midden doorschijnend, en eindelijk is het geheele stukje spoorloos verdwenen, en dus opgelost. Evenzoo worden vleesch en gelatine verteerd, terwijl daarentegen vet, een stikstofvrije stof, door het zure vocht niet aangetast wordt.

Is een prooi gevangen, dan blijft het blad zoolang gesloten, tot deze geheel verteerd is, wat niet zelden 9—11 dagen duurt. Was daarentegen alleen een aanraking der stiftjes met een vast lichaam de oorzaak van het sluiten, zoo opent zich het blad meest reeds na verloop van een dag en is dan op nieuw in staat een prooi te vangen. Bij in het wild groeiende exemplaren schijnt het zelden voor te komen, dat een blad meer dan tweemaal een prooi verteert; bladen van gekweekte planten verliezen dit vermogen dikwijls reeds na de eerste vertering.

De tanden aan den rand der beide bladhelften schijnen een zeer bepaald doel te hebben, dat innig met het zooeven besproken beperkte verteringsvermogen samenhangt. Zij sluiten toch het blad aan de bovenzijde niet terstond volkomen af, daar een volledige sluiting niet door de plotselinge beweging bereikt wordt, maar eerst door een langzame nawerking van deze. Daardoor kunnen zeer kleine insecten nog bij tijds ontsnappen; het blad kan zich dan spoedig weer openen, en verliest geen tijd en kracht op een prooi, die slechts zeer weinig voedsel levert. Aan den anderen kant kunnen zeer groote insecten zich tusschen de tanden eveneens nog een weg banen, voor dat het blad geheel gesloten is. Ook dit is van belang, daar proeven leeren, dat te groote stukken voedsel, zelfs van eiwit, niet verteerd kunnen worden. De inrichting der tanden maakt dus, dat alleen insecten van een bepaalde grootte ge-