Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/215

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
207
DE INSECTENETENDE PLANTEN.


Omtrent den bouw der bladen valt weinig bijzonders op te merken. Zij zijn met kleine kleverige klierdragende haartjes dicht bedekt, die, wanneer zij door een insect of ander verteerbaar voorwerp aangeraakt worden, rijkelijk sap afzonderen. Dit sap is glashelder, zwak zuur en bezit de eigenschap eiwitachtige stoffen op te lossen. Insecten vindt men zeer veelvuldig op de bladen liggen, en dan, zoo ze nog niet geheel verteerd zijn, in een druppel van de zure vloeistof gehuld. Dikwijls ziet men vier of meer insecten op één blad; een enkele maal werden zelfs dertig, deels geheel, deels eerst ten deele verteerde dieren op een enkel blad waargenomen. Eenmaal trof ik op de gezamenlijke bladen van één enkele plant zelfs ruim vierhonderd knazen aan. Behalve knazen, strekken allerlei soorten van kleine vliegen, en ook motjes, torren, spinnen en kleine soorten van bijen het vetkruid ten prooi. Ook zaden van planten, kleine blaadjes en vruchtjes, die op deze bladen vallen, worden door hen uitgezogen, zoodat het vetkruid evenmin uitsluitend insectenetend is als de zonnedauw.

Evenals de Drosera's maakt ook het vetkruid langzame bewegingen, wier doel een snellere vertering van het voedsel is. Bij Drosera bewogen zich vooral de tentakels, de bladschijf kromde zich slechts in geringere mate. Bij het vetkruid, dat geen tentakels bezit, is alleen een beweging der bladschijf voorhanden. Deze is een uiterst langzame en bestaat slechts in het omhoog en naar binnen krullen der beide bladranden. Insecten, die dicht bij den rand liggen, worden daardoor van terzijde en van boven met de kliertjes van den rand in aanraking gebracht en dus sneller verteerd. Daarenboven drukt de rand zich vast tegen hen, terwijl die, welke op het midden van het blad liggen, geheel los in het omgevende vocht drijven. Klaarblijkelijk zal een regenbui, die de bladen van het vetkruid treft, de in het midden liggende insecten wegspoelen, doch die aan den rand niet mede kunnen voeren. Wij mogen dus ook uit dit oogpunt de bewegelijkheid der bladranden als een nuttige eigenschap beschouwen.

Behalve insecten en andere kleine dieren, kan het vetkruid, evenals de vliegenvangertjes, nog andere met eiwit meer of