Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/216

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
208
DE INSECTENETENDE PLANTEN.


min verwante stoffen verteren. In de eerste plaats eiwit zelf, verder vleesch, kraakbeen, gelatine, enz. Deze stoffen, in vochtigen toestand op de bladen gelegd, prikkelen de kliertjes die zij aanraken, en maken daardoor, dat zij hun vocht beginnen af te zonderen; op verder verwijderde kliertjes werken zij eerst dan, wanneer het vocht der eersten zoo rijkelijk wordt, dat het zich over deze verspreidt. Tal van andere oplosbare stikstofhoudende lichamen werken eveneens prikkelend op de klieren. Daarentegen werken kleine stukjes glas niet op de klieren, ofschoon zij wel de beweging van den bladrand veroorzaken.

Is de prooi verteerd en zijn dus alle voedzame deelen daaruit opgelost, zoo zuigen de kliertjes de afgezonderde vloeistof met deze voedzame deelen tegelijk op, tengevolge waarvan de inhoud hunner cellen dezelfde eigenaardige veranderingen toont, waarvan wij reeds bij Drosera met een enkel woord spraken.

Fig. 71.
afbeelding:Het blaaskruid (Utricularia vulgaris).

Het blaaskruid (Utricularia vulgaris). Nat. Gr.

Deze vertering geschiedt gewoonlijk snel, dikwijls reeds in een paar dagen, waarna de bladrand weer tot zijn vroegeren stand terugkeert.

Het Blaaskruid (Utricularia vulgaris) draagt zijn naam naar de tallooze kleine ovale blaasjes, die overal tusschen zijn bladen verspreid staan. Het is een waterplant, die in veenachtige streken, in slooten en greppels, niet zeldzaam is, en geheel ondergedoken leeft. Slechts in den zomer verheft zich een bloemstengel met eenige weinige sierlijk gevormde gele bloemen boven het water. Zoolang de plant geen bloemen of vruchten draagt, bestaat zij slechts uit een horizontalen stengel en een paar zijtakken en talrijke dicht bijeen geplaatste bla-