Pagina:De voeding der planten (1886).djvu/51

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
43
DE BOUW EN DE VERRICHTINGEN DER BLADEN.


lichaampjes daarin niet voorkwamen, en dus tijdens het verblijf in het licht moeten ontstaan zijn. Ten overvloede vergelijken wij nog eenige der gedurende dien tijd in de donkere kast gebleven planten, en vinden ook in deze de witte lichaampjes niet. Om te weten welke beteekenis deze witte lichaampjes hebben, trachten wij hunne scheikundige eigenschappen op te sporen. Men doet dit onder het microscoop door verschillende vloeistoffen bij de doorsneden te voegen en te zien welke veranderingen de onderzochte voorwerpen door deze ondergaan. Gebruikt men nu een oplossing van jodium in alcohol of in water, welke oplossingen een bruine kleur bezitten, zoo ziet men dat de onbekende lichaampjes dit jodium uit de oplossing opslorpen en zich daarmede blauw kleuren. Het is bij deze proef goed, door voorloopige bewerkingen het optreden der blauwe kleur zoo duidelijk mogelijk te maken, o.a. moet men de groene kleurstof eerst oplossen en verwijderen, opdat deze de blauwe niet onherkenbaar zou maken. Er is nu slechts één stof bekend, die met jodium, zonder toevoeging van andere stoffen, een blauwe kleur aanneemt. Deze stof is het zetmeel, dat als tarwemeel, roggemeel, sago, stijfsel en onder zoovele andere vormen in het dagelijksch leven bekend is. Wij leiden dus uit deze blauwkleuring door jodium af, dat de witte lichaampjes, die onder de inwerking van het licht in de bladgroenkorrels ontstaan, zetmeelkorrels zijn.

Is dit zetmeel werkelijk ontstaan uit het koolzuur der lucht? Ook deze vraag moet rechtstreeks beantwoord worden. Wel weten wij dat onder de omstandigheden, waaronder in de zoo even besproken proef zetmeel voortgebracht werd, ook koolzuur wordt opgenomen en zuurstof afgegeven, doch het bewijs van het verband tusschen deze beide verschijnselen moet nog geleverd worden. Onderzoeken wij eens of het zetmeel ook ontstaan kan, als de omringende lucht geen koolzuur bevat. Hiertoe nemen wij een tweeden pot met planten uit de donkere kast, en overtuigen ons onder het microscoop dat hare bladgroenkorrels geen zetmeel bevatten. Vóór dat wij den pot in het licht brengen, zetten wij hem op een schotel, en plaatsen er een glazen stolp overheen waarvan de rand goed op