Deze pagina is proefgelezen
XXXV.
IN DE WAAIENDE HELM.
De wind waait over de wereld,
Door het duin en het zand en de zee,
Al die halmen die buigen — die buigen —
En ik buig ook een klein beetje mee.
En ik kijk naar die zee en die wereld,
En die duine' en die golve', en ik strooi
Al dat bleeke zand door mijn vingers —
Ik vind het leven toch eig'lijk niet mooi!
Hoor, de wind waait over de wereld —
En hij buigt me al een beetje opzij — —
Ach laat me hier maar blijve' in die halmen
En laat me maar worden als zij !