Deze pagina is proefgelezen
XXVVI.
MISSCHIEN — —
Soms kijk ik uit mijn leven op
Of iets voorbij mij gaat —
Of ook mijn harde boerenkop
Iets heerlijks overslaat.
't Kon zijn! — een mensch, een vrouw, een vriend —
Een parel, of zoo iets —
Iets dat ik eig'lijk had verdiend —
En toch — ik weet toch niets.
Nee, gaat mijn leven iets voorbij
Wat 'k zelf niet goed kan zien —
Dan is 't voor andre', en niet voor mij —
En toch — misschien — misschien!