Pagina:Else.djvu/38

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

aan hare droomen, maar dat was niet de oude droom van bruiden en equipages. Het was een nieuwe droom — groot, wonderbaar, vormloos — bijna angstig.

Else opende heimelijk een paar knoopen van haar lijfje om bij het keurslijf te komen, dat werkelijk al te nauw werd.

Toen zij verder kwamen was het Loppen die gaarne madam zou verzocht hebben den mond te houden, zoo verdiept was zij in haar droomen, en zoo deed het haar zeer, daaruit gerukt te worden.

Het directeurshuis lag een weinig afgezonderd van de overige gebouwen der tegelfabriek; en terwijl madam naar binnen ging naar de patiënte, wilde Else een beetje rondzien in de wonderlijke lange huizen met planken in plaats van muren.

Nog half in haar droom ging zij en bekeek al dat nieuwe en vreemde: alles maakte vandaag een eigenaardigen onwerkelijken indruk op haar.

Zij lette niet op de werklui, die om haar heen liepen en leem brandden; maar zij bleef lang staan kijken naar het groote waterrad, dat den leemmolen dreef. Op den achterkant van het wiel, waar de schoepen overheen gingen, dansten honderden en duizenden waterdruppels, die in bogen opsprongen en als kleine heldere sterren neerdaalden, schitterden tegen het zwarte rad, wanneer het ronddraaide.

Het was frisch en koel onder het waterrad, en het eentonige geluid der schoepen, die rondplasten, en de parels, die voor haar oogen dansten, verlokten haar tot nieuwe droomen, totdat men haar riep. Zij stond midden in den weg voor een reus, die steunend onder een zwaren vracht van de leembaan naar den dakpannenmolen ging.