Pagina:Evangelische gezangen om nevens het boek der psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde gemeenten gebruikt te worden.djvu/32

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
6
GODS VOLMAAKTHEDEN.

3.

Zijn’ troon omringt een glansrijk licht,
 Te schittrend voor onz’ oogen;
Zelfs Englen dekken ’t aangezigt.
 Aanbiddend neêrgebogen:
Der heemlen boog omvat Hem niet,
Hij is onzigtbaar, ’t schepsel ziet
 Hem enkel in zijn werken.

4.

Waar waren wij, had zijne kracht
 Ons niet gevormd ten leven?
Hij kent ons, kent al ’t geen zijn magt
 Ooit aanzijn heeft gegeven:
Bij Hem is wijsheid en verstand,
Bij Hem is sterkte; zijne hand
 Omspant en aard en hemel.

5.

Hij is, hoe ver Hij schijnen moog,
 Nabij, waar w’ ons bewegen;
Geen nacht bedekt ons voor zijn oog,
 Hij ziet al wat wij plegen:
Voor Hem verbergt geen duisternis;
De kiem zelfs der gedachten is
 Niet voor zijn oog verborgen.

6.

Wie, buiten U, zal voor den val
 Deez’ aard, o God! behoeden?
Wie, buiten U, dit gansch heelal
 Altegenwoordig voeden?
Gij slaat de gansche schepping ga’
Gij zijt barmhartig, vol gena’.
 Een vader, een ontfermer.

7.