Pagina:Evangelische gezangen om nevens het boek der psalmen bij den openbaren godsdienst in de Nederlandsche Hervormde gemeenten gebruikt te worden.djvu/73

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen
47
 

XXVI.


ONDER RAMPEN.

1

O Gij! die mijn ellende.
 Mijn bange dagen ziet,
Tot wien ik d’oogen wende
 In nachten van verdriet.
Verhoor, o God! mijn smeeken.
 Waar alles mij ontvlugt;
Aanschouw de tranenbeken
 Van ’t hart, dat tot U zocht.

2

Ach, Heer! waar draalt erbarmen.
 Waar lacht mij redding aan.
Dan in uw Vaderarmen,
 Die mij nog open staan?
Mijn angst en al mijn zorgen,
 De nood, die ’t hart beknelt.
Zijn niet voor U verborgen.
 Die mijne tranen telt.

3

Och! leer mij in mijn nooden
 Op U alleen te zien,
Mijn’ eigen’ wil te dooden. ,
 En d’uwen hulde biên.
Toon mij bij al uw slagen.
 Dat Gij nog vader zijt.
Wat kan mijn hart niet dragen.
 Zoo lang m’uw wil verblijdt?


4. Ja,