van opkoopers en woekeraars, kon bij gebrek aan konkurrentie de monopolieprijs worden gevraagd, ver boven het bedrag door gewoonte en overlevering bepaald die als de juiste prijs werd aangemerkt. In zulke gevallen van kunstmatige en gewelddadige beperking van den beschikbaren voorraad, deed het toenmalige handelskapitaal zich kennen in zijn ware gedaante. Uitbuiting van de verbruikers is zijn bijzonder kenmerk.
Inderdaad is de schade die op deze wijze geleden wordt, hoofdzakelijk de schade der verbruikers. Bescherming van de verbruikers, daarom, is het groote oogmerk van de wettelijke maatregelen geweest[1]. Bescherming van koopers door voorschriften op den handel in goederen, bescherming van debiteuren door bepalingen tegen de rente[2]. De benadeeling der producenten ontstond eerst als een algemeen maatschappelijk euvel, als de armoede eener maatschappelijke klasse, toen het handelskapitaal zich ook van de voortbrenging meester maakte en het geheele produktieproces revolutionneerde.
De noodzakelijkheid om tegenover handels- en woekerkapitaal een verdedigende houding aan te nemen, deed zich in Europa gevoelen sedert de Twaalfde Eeuw. Thomas van Aquino (1225–1274) is de wijsgeer van de middeleeuwsche wereld der enkelvoudige warenproduktie geweest, gelijk Aristoteles van de antieke. In overeenkomstige ekonomische verhoudingen geplaatst, hebben
- ↑ "De Middeleeuwsche wetgeving bedoelde hoofdzakelijk het belang van de verbruikers, meer dan zooals in later jaren, dat van den voortbrenger." (Dictionary of Political Economy, art. Commerce, I, 341–2).
"Volgens de zuivere kanonieke opvatting was het voordeel der verkoopers meestal een nadeel van de koopers. Daarom behoorde de bescherming, welke men aan behoeftigen verschuldigd was, ten bate van de koopers te worden aangewend. Aan een noodstaat van producenten of verkoopers werd zelden gedacht. Strikt genomen, immers, zouden deze laatsten volgens christenplicht hun goed om niet moeten geven. En, daar dit eenmaal niet mogelijk was, moest althans al het mogelijke gebeuren om de koopers te helpen en de verkoopers te weerhouden. Het kanonieke beginsel drukt alzoo over 't geheel op den afzet en de produktie om zoodoende de afnemers te gerieven." (Endemann, Grundsätze, bl. 108). - ↑ "Ten gevolge van deze opvatting is de schuldenaar de vervolgde wien de rechtspraak evenzeer terzijde moest staan als armen en hulpbehoevenden." (Endemann, t.a.p. bl. 130).
In deze en andere plaatsen van dit geschrift over vroeg-kapitalistische ekonomische en rechtsbegrippen, wordt blijkbaar het verband tusschen de ekonomische toestanden en de denkbeelden, en daarmee het onderscheid tusschen die denkbeelden en de kapitalistische, niet voldoende in het oog gehouden.