Pagina:FrankVanDerGoesWerk1939.djvu/311

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

lastingen, geheel onbeduidend bij het overige, dat de bezittende klasse uit hare handen ontvangt. In het hedendaagsche kapitalisme hebben de organen van den Staat hoofdzakelijk het bevorderen en bevestigen der kapitalistische uitbuiting ten doel. Indien nog altijd de regeerende klasse een zoo groot mogelijk deel van de kosten harer staatshuishouding zoekt te verhalen op arbeiders en arbeiders-gelijken, en hoe drukkend voor zeer kleine inkomens de direkte en indirekte belastingen mogen zijn, zoo is toch deze funktie van den Staat volkomen ondergeschikt. Het werkelijke bedrag der door het proletariaat gedragen lasten is het totaal der kapitalistische inkomens. De verreweg belangrijkste funktie van den Staat is het ontwikkelen en beveiligen van het produktiestelsel dat deze inkomens voortbrengt.

Van de wijze waarop, daarentegen, in de vroegere kapitalistische periode, de staatsorganen tot de uitbuiting zelve werden aangewend, hebben wij een en ander meegedeeld.—Een algemeen toegepaste en vruchtbare methode was het heffen van verbruiksbelastingen. Een niet versmade bron van inkomsten leverden de geldstraffen op.[1] Wederom een andere manier, die niet de groote massa in haar konsumptie trof, noch bepaalde personen in hun bezit, maar die bijzonder de zelfstandige kleine producenten in hun bedrijf op het oog had, was de uitoefening van die bedrijven afhankelijk stellen van het verlof der regeeringspersonen.

Wat den omvang aangaat, zijn al deze methoden nietig


  1. Nauw verwant hiermee is een praktijk die de Hervormde bureaukratie begunstigde ten koste van de Katholieke bevolking, welke betalen moest voor het recht van godsdienstoefening. Kerkelijke verdraagzaamheid, weet men, was bij ons in eer om de winsten die de handel er door maakte; doch ook de onverdraagzaamheid had haar voordeelige kanten. Eeuwen lang behielden de Protestantsche families alle vette posten, bij uitsluiting van de Roomschen, zelfs in Staats-Brabant hoewel zij er de minderheid vormden.
    "Staats-Brabant werd van uit Den Haag geregeerd door vreemdelingen, die de burgerij beschouwden als eene overwonnen bevolking en rijk werden van het groot getal winstgevende ambten die zij bekleedden, en vooral van de groote voordeelen, welke het rantzoeneeren en beboeten van Roomschen opleverden."
    En zulk "rantzoeneeren" van de Roomschen was vrij algemeen. In de R.K. kerken in Leiden werd viermaal in een jaar gekollekteerd voor "'t vrij-oeffenen van den godsdienst" want jaarlijks moesten, om die vrijheid te kunnen genieten, twaalfhonderd gulden aan den Hoofd-Officier der stad worden betaald, enz." (Dr J. Hartog: De Patriotten en Oranje van 1747 tot 1787; bl. 60).
307