Pagina:Frederik van Eeden-Johannes Viator(1895).djvu/123

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
119
HET BOEK VAN DE LIEFDE.
 

— »Je hebt gelijk. — Ik zal het niet bederven. Het moet kunnen, want ik wil. Het zal alles zoo blijven. — Goed!


Een korte glimlach, voor mijzelf. Ik weet wat ik daar zeg. Het beteekent strijd zonder genade — en het zal ook veel, zwaar leed beduiden. Maar leed voor mij alleen. Maar is het blauw niet ruim en groot, en zijn alle dingen niet goed en sterk en mooi? Ik kan, ik ben machtig. Ik ben zeer machtig. De koele, rustige lucht is in mijn neusgaten. Mijn wil is machtig over de wereld. Ik zie mijn Wil vóór mij, klaar en vast. Die zal formeeren alle dingen.

Goed! het zal alles zoo gebeuren. Ik zal het leelijke dooden, ik alleen. Zij zal het niet bemerken. Zij zal niet weten van den strijd, noch van den vijand. Ik zal het vreedzaam maken waar zij wil gaan, en veilig waar zij wil rusten. Ik zal haar een park van stilte en zon en weelde maken in een land van krijg en verwoesting. Het zal mooi zijn om haar, al werd de wereld dor. Zij zal mij zien lachen al ben ik doodmoe en gekwetst en dicht aan sterven toe.


— »Ik beloof je, Hetty. Het zal alles zoo blijven. Waarom zou het ook niet kunnen. Ik wil het.