Pagina:Frederik van Eeden-Johannes Viator(1895).djvu/154

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
152
JOHANNES VIATOR.
 

Van het schoone der dingen die ik zocht is wel weinig meer over. In vele kleine zielen is het geworden tot een massa vunzige leelijkheid. Het schoone der barmhartigheid, de vreugde van het Weten. Het is platgetrapt en vervuild, tot een duffe, saaie zaak geworden — saamgeknoeid met eerzucht, gewoonte en hebzucht. En dit is afschuwelijker dan gevoelloosheid en onwetendheid.

Deze helpers zijn zieker dan de geholpenen. Van het schoone weten zij niet, ze verplegen het lijf en vermoorden de ziel, — hunne paleizen van wetenschap zijn gruwelen op de wereld, kasteelen van leelijkheid, dooden-kelders, waar vuilheid en wreedheid blijmoedig wordt begaan, als waar de mensch meer dan God of meer dan Duivel.

Ziekte en Dood, dit is de weedom der menschheid niet. Maar het leelijke en het slechte, de zielsdorheid, het kleine denken, het vreesachtig willen, het ver zijn van God, het ledig zijn van groote en schoone neigingen.


En de barmhartigheid is alleen goed om de schoone ontroering, en de kennis is alleen goed om het dichter doordringen in het wezen Gods. Maar zonder deze is barmhartigheid een walg en kennis een gruwel.


Wee hen die barmhartigheid plegen zonder ontroering,