Pagina:Frederik van Eeden-Johannes Viator(1895).djvu/155

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
151
HET BOEK VAN DE LIEFDE.
 

die zich ontfermen uit gewoonte, die van menschliefde maken een bedrijf en van kennis een eeredienst.


Goede dienaren zijn ons het sterke lichaam en de sterke, veelkennende geest. Maar wee ons zoo wij deze blinde knechten tot onze meesters maken, zoo wij dienen het Lijf als slaven, en de Wetenschap maken tot God. Want zij zijn dom en blind, en zij zijn vuil en wreed, van onze hoogste neigingen weten zij niet — en onder hunne tirannie maken zij ons dom en blind en vuil en wreed als zij.

Tot hoogste Goed willen zij ons geven het gezonde lijf, het lange leven, het veelwetende hoofd — maar met dit alléén is de mensch rampzaliger en verachtelijker dan de zieken, de jongstervenden, de onwetenden die de Schoonheid hebben liefgehad.


Vast moet wel geslapen hebben de Liefde in mijn hart, de hooge, fiere Liefde die kracht geeft en doet verbreken de ketenen van leelijkheid, van kleinheid en vrees.

Vast heeft zij geslapen, maar zij was niet dood, want dan zou ik óók gestorven zijn.

Zoo ik niet verloren ben gegaan in vuilheid en geringheid, zoo is dat door Haar, die leefde toen ik Haar gestorven dacht.