Deze pagina is gevalideerd
169
HET BOEK VAN DE LIEFDE.
Ik zal niet treffen met verwoeden lust, niet met den triomf van wraakgevoel. Niet met den gretigen angst van bedreigde zelfzucht.
Maar droef en hard als het noodwendig recht. Droevig gestreng als een offeraar.
Het bloed zal ik offeren, en mijzelven.
Het sombere bloed zal vallen op mijn handen, het donkre vochte, kleverige bloed. —