Pagina:Frederik van Eeden-Johannes Viator(1895).djvu/37

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
33
HET BOEK VAN DE LIEFDE.
 

een glas water en vele jongens dronken daaruit en ook de oude man die ons leerde. En toen het glas bij mij kwam, dacht ik: »nu kan ik daaruit niet drinken, want zooveel hebben het gedaan.«

Maar toen ik het glas nam, voelde ik Marjon’s hand tegen mijn achterhoofd. Zeer sterk tintelde het langs mijn rug en ik dronk uit het glas. En dat was lust.


Hoe moest ik, klein, alleenig jongetje dit verstaan? Dit, wat nu nauwelijks te omvatten is door de thans volwassen kracht mijner bewustheid. Wij armen! als wij de waarheid nog zuiver zien zijn wij tot begrijpen te zwak, — en sterker geworden, zien wij duizend nietigheden, die de waarheid bedekken en waaraan onze kracht te loor gaat.


Sta weg van mij, ver, gij allen, met uw harde stemmen en drukke gebaren. Verwar mij niet en benauw mij niet, dat ik met fijne aandacht spannen moge de draden van dit teeder weefsel, en met innige juistheid de spoel mijns woords moge sturen door de bonte verwarring der gedachten. Niet een spiegel wil ik zijn, maar een bron. Niet om mij, maar in mij is de waarheid.


Qp eenen morgen werd ik met tranen wakker.

Ik was geweest in het verre land mijner lieve. Daar