Pagina:Frederik van Eeden-Johannes Viator(1895).djvu/50

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
46
JOHANNES VIATOR.
 

strak, oud gelaat, als ik een zacht buigen hoor in uw baatzuchtig-harde stem, als gij uw handen vriendelijk naar mij strekt en ze rusten laat op mijn hoofd, dat het weldadig is en ik voel dat ik een moeder heb.


Nu, sterker geworden in begrijpen, durf ik dit alles zeggen, mijn bitterheid en mijn liefde.

Toen ik klein was en bang, heb ik u gevreesd en uw woorden geloofd. Toen kon ik wel niet anders dan niet begrijpen en u heimelijk en bitterlijk haten. Want wie u gelooft kan u niet liefhebben.

Maar dit is al vergeten. Opgerezen ben ik uit mijn vrees, afgeworpen heb ik de banden uwer slechte en bedriegelijke zorg.

Mijzelf voel ik, als uw beter kind, en het goede en het rechte in mij, dat uw goed en uw recht is. Nu durf ik in waarheid zeggen dat ik u liefheb, omdat ik besef dat ik u te vergeven heb en niet gij mij.

Ja nu kan ik u eerst waarlijk en openlijk liefhebben, nu ik weet dat gij mij kwaad hebt gedaan en dat ik u heb vergeven.


De taal der menschen, die zij zoo spreken onder elkaar, is een slechte kaart van een groot, mooi land. Ik had deze kaart goed geleerd en ik deed of mij alles zeer bekend en vertrouwd was, bergen en rivieren en