Pagina:Frederik van Eeden-Johannes Viator(1895).djvu/78

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
74
JOHANNES VIATOR.
 

van ijs, geluidloos, roerloos, — gelukkig ondergaand het gebeuren der kleuren op de klare wanden mijner ziel. Maar ik moet doen, helaas, en ik moet denken, denken, denken.

Ik kan het niet helpen. Ik kan niet enkel leven het vlakke, verre leven van mooiheid. Ik moet bewegen en groeien in alles, en zoo het mooi verstoren, tot mijn groot leed. Ik kan het niet helpen. Ik ben niet enkel een zie-mensch, maar een doe-mensch en mijn schoon moet zoo sterk wezen dat het de bewegingen van mijn doen verdraagt.


Marjon, leef nu verre. Kom niet nader. Ik begrijp u niet, maar dit weet ik, dat gij niet van menschen zijt. Kom niet onder menschen, plaag mij niet, bedrieg mij niet.

Leef verre. Leef hoog en onbereikbaar. Alleen geweten, nimmer beroerd. Wees in hoog, zuiver lichtblauw boven mij, de blanke essence mijner reinheid.

Ik ben een verworpene en moet doen. Maar laat mijn donkere daden niet reiken tot waar uw witte voeten rusten op den ontastbaren ether. Laat mij weten dat uw lippen stil zijn boven mij, en uw fijne handen rustig. Laat mij voelen het enkel zien uwer glansrijke oogen. Uw oogen kunnen enkel zien, uw goudhaar kan wolklicht zweven in licht. Maar ik ben een mensch, een