Naar inhoud springen

Pagina:Frederik van Eeden-Johannes Viator(1895).djvu/86

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
82
JOHANNES VIATOR.
 

eigenlijke vreugde is de zon, en het groen, en de geurige lucht, de dingen waar zij niet op letten. Dit weten zij dan niet, maar later weten ze het.

En mijn jonge zinnen zochten haar. Zij wilden juist dat en dat, wat aan haar was. Als einddoel wilden mijn oogen het donkere bont aan haar kleed, en de gulden glanslichten van haar haren en de bewegingen van haar handen en schouders, en haar grijze oogen en haar witte tanden, en mijn ooren wilden haar stembuigingen en haar lachen en alle geluiden van haren adem. En mijn lichaam wilde haar nabijheid, ik wist niet hoe.

Maar alles waardoor mijn zinnen gingen, om tot haar te gaan, dat is nu in mijn herinnering als strepen vuur, als lichtende wegen in een donker land.

Terugdenkend aan die dagen zie ik een grauw veld, een donkergrauwe wolk — en daarin heldere lijnen, rayonnante kronkelingen, stralende om een lichte kern.

Want mijne dagen waren droef en mijne wereld een groote dorheid, — maar naar haar toe liepen mijn gedachten als heldere beken en om hen werd het groen van gras en kleurrijk van bloemen.


Blond zand en fijn vaalgroen mos, en goudbrons mos en fluweel donkergroen mos — en boven mijn hoofd de fijngrijze hemel wijd en de koele, zandvochtige wind. Ver, ver het zeegeruisch rondom en vele stilliggende