Pagina:Geschiedenis der vaderlandsche schilderkunst sedert de helft der XVIII eeuw vol 1.djvu/431

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
409
VADERL. SCHILDERKUNST.

de door hem vervaardigde uitmuntende Teekeningen en het groot aantal Prenten, dat door hem of naar hem in het koper gebragt is, vindt men in dit zijn levensberigt hoegenaamd geene melding gemaakt. Wat nu ’s mans Schilder- en Prentwerken aanbelangt, dezelve zijn overal, waar de kunſten eenigzins in achting zijn, zoodanig verſpreid en ook door anderen beſchreven [1], dat het overtollig zou zijn dien aangaande het gebrekkige in houbraken aan te vullen, minder verſpreid zijn, echter de Teekeningen door berchem en de Hollandſche kunstminnaars mogen inzonderheid op het bezit van vele voorname derzelve, in hunne Verzamelingen, roem dragen; in het vervolg van deze Verzamelingen handelende, zullen wij gelegenheid hebben, om over die Teekeningen nader te ſpreken. Alleen zullen wij hier, ten bewijze in welke hooge achting dezelve zijn, zeggen dat men voor dezelve zes-, zeven-, acht honderd guldens en daar boven befteedt.

Som-

C c 5

  1. Wegens de Schilderijen wijzen wij den lezer onder anderen naar meergemelde Werk van den Heer de burtin, en wegens de Prenten naar den Beredeneerden Catalogus door hendrik de winter, Amſt. 1767. Volgens dezen Catalogus heeft berchem zelf zes en vijftig Prenten met onderſcheidene onderwerpen en van verſchillende groote geëtst, en de geheele Verzameling wordt op twee honderd acht en dertig begroot, doch ſedert zijn er nog een aantal van berchem’s Werken in plaat gebragt. Vele Prenten door of naar dezen grooten Meester zijn gekopieerd.