Naar inhoud springen

Pagina:Gezelle, Laatste verzen (1901).pdf/112

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

WINDTOCHT.



‘t Is helderblauw, vandage,
en warmer als twee dagen
of drie geleên; de locht
die ‘k aseme is voortaan
zoo licht en onbelaân,
dat door mijn longen ik
hem lustig late jagen.

Hij loopt omtrent me heen,
hij speelt me voor de voeten;
mijn haar omwentelt, en
mijn kaken kust hij koel;
in lijf en leên gevoel
ik weêr den jongen dag
den ouden dag verzoeten.

Hoe raast die wilde wind
mijne ooren vol! Ze tuiten,