Deze pagina is proefgelezen
Gij groote visch, gij kleene visch,
komt binnen! Geen belet:
komt binnen, binnen, — ' t vrouwken is
zoo angstig! ― al in 't net!
komt binnen! Geen belet:
komt binnen, binnen, — ' t vrouwken is
zoo angstig! ― al in 't net!
Gij bidden zult bindien, en mij
die bergen helpen dwingen,
die ronken! 'k Hoor, beminde, u bij
't ontwakend wiegske zingen!
die bergen helpen dwingen,
die ronken! 'k Hoor, beminde, u bij
't ontwakend wiegske zingen!
'k Ga kijken of er visch in is:
in Gods name, uit en op!
't Zit altemale.... al visch, al visch,
en vol, tot aan den krop.
in Gods name, uit en op!
't Zit altemale.... al visch, al visch,
en vol, tot aan den krop.
Gij bidden zult bindien en, mij
verwachtende, in de verte,
zien komen. Dan: « 't Is hij! 't Is zij! »
zal springen uit ons herte.
verwachtende, in de verte,
zien komen. Dan: « 't Is hij! 't Is zij! »
zal springen uit ons herte.
Sa, jongens, kuischt de panne : — 't is
haast noene, — en pint het vier :
toe! vader komt, met verschen visch,
en stappans is hij hier!
haast noene, — en pint het vier :
toe! vader komt, met verschen visch,
en stappans is hij hier!
't Is God die ons zijn' gunsten gaf,
eenieder mag het weten:
trekt vaders visschersleerzen af,
en laat ons lustig eten!
eenieder mag het weten:
trekt vaders visschersleerzen af,
en laat ons lustig eten!
11/1/'97.