Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/228

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
Het staat er, effenbruin van bast,
aan kleene, teere takken vast ;
die 'k puilen zie, alhier, aldaar,
ter pelen uit en... ponden zwaar.

Vaartwel, die zulke giften laat,
o zonne, aleer gij henengaat,
en elders weunt, den langen tijd
dat 't wintert, en 'ge onzichtbaar zijt.

Dat 't donker is, dat 't waait en buischt;
dat verre is al het groen verhuisd;
dat, naakt, of heel met ijs belaân,
onvriendelijk de boomen staan .

Vaartwel, o zonne!... Hij is groot,
diens hand u in den hemel schoot;
diens goedheid, die geen' beurte en kent,
bij beurten, ons den zomer zendt.

o Eeuwig goede, om al het goed
dat 't bakelen van de zonne doet
onze onbeholpen' schamelheid,
zij lof en eere u toegezeid!

12/10/'94.