Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/291

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

« MIMOSA »

Qui spem non habent!

MIMOSA, 'k heb, aan menig bed,
zorgvuldig in een glas gezet,
    u weêrgevonden,
daar, stervende, in zijn wit gewaad,
een uitgeleefd, een lief gelaat
  lag neêrgebonden.

Wat kwaamt gij daar, Mimosa, groen
van lijve en blond van hoofde, doen,
    in 't land geboren
der zonne? Hoe, in 't wild beheer,
des Winters, hadt gij, taksken teer,
  den weg verloren?

En kwaamt gij, halfgestorven schier,
van 't lange reizen, ook nu, hier
  een huis ontzorgen,
daar, moegeleden, lijdt en zucht
een blomme, die de levenslucht
  zal derven, morgen?