Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/325

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


Komt, en 'n beidt niet meer,
  jeugdige kringen;
op laat het herte en de
  tonge nu springen;
uit is de winter en
  groene is in de wei;
los laat de tale en de
  tonge:'t is mei!

Appelbloeien,
half ontloken,
blijer rood ik
  zelden zag
als uw' bleekbloe-
roode blomkes,
versch ontluikende
  in den dag.

o Zoete honing, zeem
  en zog der blommen,
wie zalder ooit genoeg,
  te vele u rommen?

Wie, neerstig bietje, wie
  zal ooit genoeg
uw werk vereeren? Geen,
't zij late of vroeg.