Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/336

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Kolen

In 't ingewand der aarden, zwart en zwaar
geboren, diepe en duistere kolenwaar,
   hoe dankbaar durve ik u
bij 't vier gebakerd, heeten
   een goddelijk geschenk,
   dat te evenaren niet
den koninklijken goude en is,
   daar menig menschenkind
ik, al zijn levensdagen, zie
     om zweeten.


Rijmsnoer

Een rijmsnoer ben ik rijk gebleven,
  'k en weet newicht noch hoe noch waar
  't mij inneviel, noch hoe malkaar
de staven zijn aaneengesteven,
      zes of zeven,
      die ik even
    vond alhier en ving aldaar.


Maria

  o Maria, lofweerde maagd,
geen een' zoo schoone, daar dag op daagt,
    en wierd er ooit geboren:
  ende, 'n waart gij, eene, geboren ooit,
zoo lagen alomme, wij al verstrooid,
    ellendigen, en verloren.