Deze pagina is proefgelezen
Eeuwig, ende tallen dagen,
staat het woord des Heeren pal,
dat elkeen zijn kruisken dragen,
wilt of nilt hij, moeten zal.
staat het woord des Heeren pal,
dat elkeen zijn kruisken dragen,
wilt of nilt hij, moeten zal.
Den hoogen hemelkom
zie 'k, overhoofd,
bezijden, vóór en na
mij, neêrgebogen.
zie 'k, overhoofd,
bezijden, vóór en na
mij, neêrgebogen.
De daverende
zonne danst
en dingelt op de
daken.
zonne danst
en dingelt op de
daken.
De zonne zit
en steekt mij, in
den hals, met al
heur' krachten.
en steekt mij, in
den hals, met al
heur' krachten.
o Heide-, heide-, heideveld,
hoe heerlijk is het ongeweld
van.... altijd, altijd, altijd voort,
uw blommenzee!.... en zonder boord!
hoe heerlijk is het ongeweld
van.... altijd, altijd, altijd voort,
uw blommenzee!.... en zonder boord!