Pagina:Gezelle, Rijmsnoer om en om het jaar (1897).pdf/79

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

O LIEFELIJKE


O Liefelijke lentedagen,
geen schoonder al het zappig groen,
dat de eerstontwekte boomen dragen,
dat de eerste lonken wassen doen
van 't ongeweldig zonnewezen,
dat, nauwlijks nog de kimme ontrezen,
ten avonde ebt al, na den noen.

o Kostelijkste, o lieve stonden;
o vluchtig, o verganklijk iet,
dat boodschapt, en gaat aanverkonden,
des fellen Zomers hard gebied !
o Mochte 't altijd lente worden,
en lente zijn, van ende torden
des vollen jaars, en anders niet!

Doch neen: het kind zal groot bedijgen,
zal jonkheid worden, onbejaard ;
zal mannenkracht, zal vroomheid krijgen,
zal stervend gaan ten gravewaard !
Zoo lijdt het al voorbij: dat even
geboren was zal morgen sneven,
ach !... sterfree' wordt elkeen gebaard!