Pagina:Grondwet van Suriname (1992).pdf/28

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Ik zweer (beloof), dat ik de mij verstrekte opdrachten zal volbrengen, en de zaken, waarvan ik door mijn benoeming tot lid van de Staatsraad kennis draag, en die mij als lid geheim zijn toevertrouwd, of waarvan ik het vertrouwelijk karakter moet begrijpen niet zal openbaren aan anderen dan aan hen, aan wie ik volgens de wet of ambtshalve tot mededeling verplicht ben.

Ik zweer (beloof) gehoorzaamheid aan de Grondwet en aan alle andere wettelijke regelingen.

Ik zweer (beloof) trouw aan de Republiek Suriname.

Zo waarlijk helpe mij God Almachtig (Dat verklaar en beloof ik!)"

BEVOEGDHEDEN VAN DE STAATSRAAD

Artikel 115 [1]

De Staatsraad heeft onverminderd hetgeen bij wet is geregeld de volgende bevoegdheden:

a. het adviseren van de President bij de uitoefening van zijn ambt als staatshoofd en als hoofd van de Regering;

b. het adviseren van de Regering over algemene beleidsaangelegenheden en over de inhoud van wetsontwerpen alsmede volkenrechtelijke overeenkomsten, waarvan de goedkeuring van De Nationale Assemblée vereist is;

c. het adviseren van de Regering over ontwerp-staatsbesluiten;

d. het goedkeuren van zijn Reglement van Orde dat bij staatsbesluit wordt vastgesteld;

TWEEDE AFDELING
DE REGERING

Artikel 116

1. De President vormt met de Vice-President en de Raad van Ministers de Regering. De VicePresident is belast met de dagelijkse leiding van de Raad van Ministers en is als zodanig verantwoording verschuldigd aan de President.

2. De Regering is verantwoording verschuldigd aan De Nationale Assemblée.

Artikel 117

Door de Regering worden staatsbesluiten vastgesteld. Bepalingen door straffen te handhaven, worden in die staatsbesluiten niet gemaakt, dan krachtens de wet. De wet regelt de op te leggen straffen.

Artikel 118

De wijze van afkondiging van wetten en staatsbesluiten en het tijdstip waarop zij aanvangen verbindend te zijn, worden door de wet geregeld.

DERDE AFDELING
DE RAAD VAN MINISTERS

Artikel 119

  1. Gew. bij S.B. 1992 no.38.