Pagina:Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1840).pdf/25

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
neraal aan den Koning ter bekrachtiging heeft gezonden."

118. Ingeval van afkeuring geeft zij daarvan aan de tweede kamer kennis in deze woorden:

« De Eerste Kamer der Staten-Generaal heeft geene genoegzame rede gevonden, om het hiernevens teruggaande voorstel den Koning aan te bieden."

119. Wanneer de Koning het voorstel van de Staten-Generaal aanneemt, wordt zulks in de volgende bewoordingen uitgedrukt :

« De Koning bewilligt in het voorstel."

Zoo de Koning het niet aanneemt, wordt zulks op deze wijze te kennen gegeven :

«De Koning houdt het voorstel in overweging."

120. Alle voorstellen van wet, door den Koning en de beide kamers der beide Staten-Generaal aangenomen verkrijgen kracht van wet, en worden door den Koning afgekondigd.

121. De wijze van afkondiging der wetten, en de tijd wanneer zij verbindende zijn, worden door de wet geregeld.

Het formulier van afkondiging is het volgende :

« Wij enz...... Koning der Nederlanden, enz..... allen, die deze zullen zien of hooren lezen, salut ! doen te weten.
« Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat enz.

(de beweegredenen der wet.)

Zoo is het dat Wij den Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze, enz.

(De inhoud der Wet.)
« Gegeven," enz.


ZESDE AFDEELING.
Van de begrooting der uitgave van het Rijk.

122. De inwilliging der Staten-Generaal wordt vereischt