Pagina:Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1840).pdf/27

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd


VIERDE HOOFDSTUK.
Van de Staten der Provinciën.


EERSTE AFDEELING.
Van de zamenstelling der Staten van de Provincien.


127. De Staten der Provinciën zijn zamengesteld uit leden, gekozen door de volgende drie standen, namelijk:

Door de Edelen of Ridderschappen,

Door de steden

Door den Landelijken Stand.

128. Het getal van de leden der provinciale Statenvergadering en de evenredigheid der verschillende standen, wordt geregeld door den Koning, die uit elke provincie eene commissie benoemt om Hem dienaangaande te dienen van advies.

Wijzigingen of veranderingen in de eenmaal bestaande regeling worden, na ingenomen advies van de Staten der provincie, door de wet vastgesteld.

129. In elke provincie maken de Edelen of een ligchaam van Ridderschap uit of niet, naar mate zulks het Voegelijkst geoordeeld wordt.

De eerste bijeenroeping der Edelen of Ridderschappen en de eerste admissie tot dezelven, wordt door den Koning gedaan en verleend.

Zij ontwerpen zoodanige reglementen als zij, behoudens deze Grondwet, noodig oordeelen, en zenden dezelven aan den Koning ter bekrachtiging.

130. De stedelijke regeringen zijn zamengesteld op zoodanige wijze als noodig wordt geoordeeld bij de reglementen, door de bestaande regeringen of bijzondere commissien door den Koning te benoemen, ontworpen.

De alzoo ontworpen reglementen worden aan de provinciale staten toegezonden, die dezelve met hunne bedenkingen aan den Koning ter bekrachtiging aanbieden.