Pagina:Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1840).pdf/28

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Bij deze reglementen wordt bepaald de wijze, op welke de leden der provinciale Staten, die ter benoeming van dien stand staan, zullen gekozen worden. 131. In alle steden worden ingevoerd kiezers-collegien. Zij worden éénmaal in het jaar door de Regering bijeengeroepen, alleenlijk tot het bedoelde einde, om de raadplaatsen in dien tusschentijd opengevallen, door bevoegde personen te vervullen.

132. De openvallende plaatsen in de kiezers-collegien, worden vervuld bij meerderheid van stemmen der gezeten burgeren, eene zekere, in iedere stad bij de wet te bepalen, som betalende in de beschrevene middelen. Daarover brengt elk dier burgeren eens in het jaar zijne stem uit, bij behoorlijk geteekende en gesloten briefjes, die aan de huizen opgehaald worden van wege de Regering.

133. Tot de verkiezing door den Landelijken Stand ter provinciale vergadering, wordt elke provincie verdeeld in districten.

134. Niemand kan te gelijk lid zijn der Staten van meer dan ééne provincie.

135. De Koning stelt in alle provincien Commissarissen. aan, onder zulke benaming als Hij goedvindt en op zoodanige instructien, als Hij tot de rigtige uitvoering der wetten, tot de waarneming van het belang van den Lande en van de Provincie noodig oordeelt.

Deze Commissarissen zitten vóór in de Vergaderingen der Staten en in die der Gedeputeerde Staten, volgens art. 151 te benoemen.

Zij doen bij hunne aanstelling den eed van getrouwheid aan de Grondwet.

136. De leden der provinciale Staten leggen bij het aanvaarden hunner functien, ieder op de wijze zijner godsdienstige gezindheid, den volgenden eed af:

« Ik zweer (belove) dat ik de Grondwet van het Rijk zal onderhouden, zonder daarvan op eenigerlei wijze