Pagina:Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1840).pdf/29

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
of onder eenig voorwendsel hoe ook genaamd aftewijken; dat ik de reglementen dezer Provincie zal achtervolgen en nakomen, en voorts de welvaart van deze Provincie met alle mijne krachten zal bevorderen.
Zoo waarlijk helpe mij God Almagtig!"

Zij worden tot dien eed toegelaten, na alvorens te hebben afgelegd den eed van zuivering en tegen verboden giften en gaven, hierboven art. 86 voor de leden der Staten-Generaal bepaald.

137. De Staten der provincien vergaderen ten minste eens in het jaar, en vervolgens zoo dikwijls als zij door den Koning worden bijeengeroepen.

138. De leden der Staten stemmen ieder voor zich zelven en zonder ruggespraak met de vergadering die hen benoemd heeft.

139. Tot het nemen van eenig besluit wordt de tegenwoordigheid van meer dan de helft der leden vereischt.

De besluiten worden bij volstrekte meerderheid van stemmen opgemaakt.

140. Over alle zaken wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd ; doch bij het doen van keuzen of voordragten van personen, bij besloten en ongeteekende briefjes.


TWEEDE AFDEELING.
Van de magt der Staten Provinciaal.

141. De Staten dragen de kosten van hun bestuur voor aan den Koning, die dezelve, in gevalle van goedkeuring, op de begrooting der Staats-behoeften brengt.

142. Aan de Staten der provincien wordt opgedragen het verkiezen van leden voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal in- of buiten hun midden, en zoo veel doenlijk uit alle de oorden van hunne provincie.

143. De Staten worden belast met de uitvoering der wetten opzigtelijk de bescherming der verschillende gods-