Pagina:Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1840).pdf/36

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

provinciale hoven, naar de bepalingen hiervan bij de wet te maken.

180. In elke provincie is een Geregtshof, ten ware bij de wet een hof over meer dan ééne provincie mogt worden gesteld. Bij eene voorgevallene vacature wordt door de provinciale Staten eene nominatie van drie personen, ter vervulling van dezelve, den Koning aangeboden, ten einde daaruit de keuze te doen.

De Koning benoemt de Presidenten dier hoven uit de leden, en heeft de directe aanstelling van den Procureur-Generaal.

181. Het beleid der criminele justitie wordt bij uitsluiting aan de provinciale Hoven en de Regtbanken, welker oprigting daartoe zal noodig worden bevonden, toebetrouwd.

182. De civiele justitie wordt uitgeoefend door de provinciale Geregtshoven en civiele Regtbanken.

183. De zamenstelling der provinciale Geregtshoven, der criminele en civiele Regtbanken, derzelver benaming, magt en regtsgebied, zoo wel als het gezag der Procureurs-Generaal, Hoofd-officieren en Baljuwen, wordt door de wet bepaald.

184. De leden en ministers van den Hoogen Raad, de provinciale Geregtshoven, en criminele Regtbanken, benevens de Procureurs-Generaal en Hoofd-officieren bij dezelven, worden voor hun leven aangesteld.

De wet regelt den tijd der bediening van andere regters en regterlijke ambtenaren.

Geen regter mag gedurende den bepaalden tijd zijner bediening, van zijnen post worden ontslagen, dan op eigen verzoek of bij regterlijk vonnis.

185. De wet regelt de judicature wegens verschillen en overtredingen op het stuk van alle belastingen, zonder onderscheid.

186. Het krijgsvolk te water en te lande wordt, wegens alle delicten door hen gepleegd, te regt gesteld voor