Pagina:Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1840).pdf/39

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

wet geregeld wordt, worden zoo veel mogelijk uit alle de provincien genomen en voor hun leven aangesteld.

Bij vacature zendt de Tweede Kamer der Staten-Generaal, eene nominatie van drie personen aan den Koning, welke daaruit de verkiezing doet.


ACHTSTE HOOFDSTUK.
Van de Defensie.

201. Het dragen der wapenen tot handhaving der onafhankelijkheid van den Staat en de beveiliging van deszelfs grondgebied blijft, overeenkomstig 's Lands oude gewoonte, den geest van de Pacificatie van Gent, en de grondbeginselen bij de Unie van Utrecht aangenomen, een der eerste pligten van alle ingezetenen van het Rijk.

202. De Koning zorgt, dat er ten allen tijde eene toereikende Zee- en Landmagt onderhouden worde, aangeworven uit vrijwilligers, het zij inboorlingen of vreemdelingen, om te dienen in of buiten Europa, naar de omstandigheden.

203. Vreemde troepen worden niet dan met gemeen overleg des Konings en der Staten-Generaal in dienst genomen ; de capitulatien dien aangaande door den Koning gemaakt, worden aan de Staten-Generaal medegedeeld, zoodra Hij zulks geraden oordeelt.

204. Behalve de vaste Zee- en Landmagt, is er steeds eene Nationale Militie, waarvan in vredestijd jaarlijks een vijfde gedeelte wordt ontslagen.

205. De militie wordt zoo veel mogelijk genomen uit vrijwilligers, op de wijze als bij de wet bepaald wordt.

Bij gebrek van genoegzame vrijwilligers, wordt de militie voltallig gemaakt bij loting uit de ingezetenen, die op den 1sten Januarij van elk jaar ongehuwd zijn, hun 19de jaar ingetreden zijn en hun 23ste jaar nog niet hebben volbragt; zij die hun ontslag bekomen hebben, kun-