Pagina:Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden (1840).pdf/44

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

worden bepaald op welke wijze het beheer of het toezigt over zoodanig werk zal worden uitgeoefend.

223. De opbrengst van weg-, brug- en sluisgelden is uitsluitend bestemd tot het onderhoud en de verbetering van die wegen, bruggen, vaarten en bevaarbare rivieren, waarop dezelve betaald worden; het geen boven dit onderhoud mogt overschieten, wordt tot uitgaven van denzelfden aard in dezelfde provincie besteed, met uitzondering der gelden, ontvangen op de groote communicatien van het Rijk, waarvan het overschot tot gelijke einden kan worden besteed, dáár, waar de Koning zal goedvinden.


TIENDE HOOFDSTUK.
Van het Onderwijs en het Armbestuur.

224. Het openbaar onderwijs is een aanhoudend voorwerp van de zorg der Regering. De Koning doet van den staat der hooge, middelbare en lage scholen, jaarlijks, aan de Staten-Generaal een uitvoerig verslag geven.

225. Het is aan elk geoorloofd om zijne gedachten en gevoelens door de drukpers, als een doelmatig middel tot uitbreiding van kennis en voortgang van verlichting, te openbaren, zonder eenig voorafgaand verlof daartoe noodig te hebben, blijvende nogtans elk voor hetgeen hij schrijft, drukt, uitgeeft of verspreidt, verantwoordelijk aan de maatschappij of bijzondere personen, voor zoo verre dezer regten mogten zijn beleedigd.

226. Als eene zaak van hoog belang wordt ook het armbestuur en de opvoeding der arme kinderen aan de aanhoudende zorg der Regering bevolen. De Koning doet insgelijks, van de inrigtingen dienaangaande, jaarlijks, een uitvoerig verslag aan de Staten-Generaal geven.