Naar inhoud springen

Pagina:Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden (1922).djvu/49

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd


Artikel VI.

1. Behoudens het recht des Konings tot ontbinding, blijft de Eerste Kamer der Staten-Generaal, zooals zij op het tijdstip der afkondiging van de wetten, houdende veranderingen in de Grondwet, is samengesteld, bestaan tot den derden Dinsdag van September van het kalenderjaar volgende op dat waarin die afkondiging plaats vond.

2. Zijn vóór dien dag verkiezingen noodig ter vervulling van plaatsen die, volgens de op den dag der genoemde afkondiging geldende bepalingen, door aftreding, ontslag, overlijden of om eene andere reden openvallen, dan geschieden deze met inbegrip van het onderzoek van de geloofsbrieven, volgens deze bepalingen.


Artikel VII.

Met afwijking van bovenstaand artikel II worden in de Kieswet totdat de wet daaromtrent nader zal hebben beschikt, de volgende veranderingen gebracht:

(Volgen de veranderingen in de Kieswet.)


Artikel VIII.

Met afwijking van bovenstaand artikel II, worden in de Provinciale Wet, totdat de wet daaromtrent nader zal hebben beschikt, de volgende veranderingen gebracht:

(Volgen de veranderingen in de Provinciale Wet.)


{{c|Artikel IX. 1. Met afwijking van bovenstaand artikel II, worden in de Gemeentewet, totdat de wet daaromtrent nader zal hebben beschikt, de volgende veranderingen gebracht:

(Volgen de veranderingen in de Gemeentewet.)

2. Met afwijking van bovenstaand artikel II worden in de wet van 31 December 1913 (Staatsblad no. 469), tot toevoeging van de terreinen langs den Nieuwen Waterweg en het Scheur, thans deel uitmakende van de gemeenten 's Gravenzande en Naaldwijk, aan de gemeente Rotterdam, totdat de wet daaromtrent nader zal hebben beschikt, de volgende veranderingen gebracht:

De artikelen 4, 5, 8, 9, 11, derde lid, en 17 vervallen.