Pagina:Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden 2023.pdf/43

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd


Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging

Artikel 6 waarborgt het recht van een ieder zijn godsdienst of levensovertuiging vrij te belijden. Het begrip belijden omvat niet alleen het huldigen van de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging maar ook het zich daarnaar gedragen. Het artikel staat toe dat de wetgever bepaalde ontoelaatbare gedragingen, ook indien die een uiting zijn van godsdienstig of levensbeschouwelijk belijden, strafbaar stelt. Het tweede lid van artikel 6 staat toe dat bij of krachtens de wet regels worden gesteld ten aanzien van het belijden van godsdienst of levensovertuiging op een openbare plaats (buiten gebouwen of besloten plaatsen). Dit mag alleen als deze regels vereist zijn ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer of ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. In de Wet openbare manifestaties zijn zulke regels neergelegd.


Vrijheid van meningsuiting

De vrijheid van meningsuiting wordt beschermd in artikel 7. Het eerste lid van dit artikel verbiedt preventieve censuur op uitingen via de drukpers en, zoals in de rechtspraak is erkend, via daarmee op één lijn te stellen uitingsmiddelen, en garandeert de meningsuiting door middel van de drukpers.

Voor de uitingsmiddelen radio en televisie bevat het tweede lid van artikel 7 een zelfstandige regeling. Een vergunningenstelsel voor de omroep is wel toegestaan, maar preventieve censuur op de uitzendingen niet. De uitwerking van het tweede lid is gegeven in de Mediawet 2008.

Het derde lid van artikel 7 legt ten aanzien van alle andere middelen tot meningsuiting (film, toneel, enz.) het recht vast, in vrijheid de inhoud van een meningsuiting te bepalen. Daartoe verbiedt dit lid preventieve censuur. Een uitzondering wordt gemaakt voor het geven van vertoningen toegankelijk voor personen jonger dan 16 jaar. Dat betekent onder meer, dat filmkeuring niet zal zijn toegestaan ten aanzien van personen van 16 jaar en ouder. Het vierde lid zondert het maken van handelsreclame uit van de bijzondere grondwettelijke bescherming van de vrijheid van meningsuiting, gegarandeerd in de eerste drie leden van artikel 7. Dit lid laat de regelgevende organen vrij binnen de kring van hun bevoegdheid voorschriften te stellen inzake het maken van handelsreclame, bij voorbeeld een verbod te stellen met het oog op de bescherming van het landschapsschoon.


Recht tot vereniging

Artikel 8 beschermt het recht tot vereniging. Het bevat de mogelijkheid dat dit recht bij de wet wordt beperkt in het belang van de openbare orde. De wettelijke regeling van het recht tot vereniging is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek (Boek 2).


Recht tot vergadering en betoging

Het recht tot betoging is in artikel 9 opgenomen, te zamen met het recht tot vergadering. Het recht tot betoging en het recht tot vergadering in het openbaar zijn aan beperkende voorschriften gebonden.

Deze zijn neergelegd in de Wet openbare manifestaties.


Recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer

Het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer betreft het recht van de burger om in de besloten­ heid van zijn privésfeer met rust te worden gelaten. Dat is in het algemeen in het eerste lid van artikel 10 neergelegd. De persoonlijke levenssfeer omvat onder meer het huis, de briefwisseling, de tele­communicatie, het recht om in besloten situaties niet te worden bespied of afgeluisterd, het recht op zorgvuldige behandeling van persoonlijke gegevens, en het recht op eerbiediging van het innerlijk leven en van de Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden 2023 | 43