Pagina:Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden 2023.pdf/46

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd


Toegang tot de rechter en een eerlijk proces

In het eerste lid van artikel 17 is vastgelegd dat iedereen recht heeft op een eerlijk proces voor een onafhankelijke en onpartijdige rechter. In het tweede lid staat dat niemand tegen zijn wil mag worden afgehouden van de rechter die de wet hem toekent. Dat wil zeggen dat iedereen toegang moet hebben tot de rechter voor het oplossen van geschillen. Uiteraard kunnen personen uit vrije wil overeenkomen dat een geschil op een andere manier zal worden opgelost.


Rechtsbijstand Door het eerste lid van artikel 18 weet de burger zich ervan verzekerd, dat hem niet mag worden verhinderd zich in rechte en in administratief beroep te doen bijstaan. Het tweede lid bevat de waarborg dat hij niet op grond van zijn geringe financiële draagkracht van deze bijstand blijft verstoken. Deze bepaling kan men aanmerken als een bepaling met een karakter van sociaal grondrecht. Na dit artikel volgen nog meer van dergelijke bepalingen. De wettelijke regeling, bedoeld in het tweede lid, is de Wet op de rechtsbijstand.


Werkgelegenheid

Artikel 19 beoogt hen die arbeid verrichten met een aantal waarborgen te omringen. In het eerste lid wordt de bevordering van werkgelegenheid genoemd als zorg van de overheid.

Het tweede lid draagt de wetgever op ten aanzien van hen die arbeid verrichten, regels te stellen omtrent hun rechtspositie, de arbeidsbescherming en medezeggenschap. De formulering van de bepaling legt niet aan de wetgever de eis op, deze zaken uitputtend te regelen.

De erkenning van het recht van iedere Nederlander op vrije keuze van arbeid is neergelegd in het derde lid van dit artikel.


Bestaanszekerheid

Het eerste lid van artikel 20 draagt de overheid op een beleid te voeren, dat is gericht op de bestaans­zekerheid van de bevolking en op spreiding van welvaart.

Het tweede lid geeft de wetgever de opdracht om op het terrein van de sociale zekerheid regelend op te treden. In het derde lid is vastgelegd, dat Nederlanders hier te lande die niet in het bestaan kunnen voor zien, een recht op bijstand hebben, onder opdracht aan de wetgever dit recht nader te regelen.

Deze regeling is neergelegd in de Participatiewet.


Bewoonbaarheid van het land en het leefmilieu

Artikel 21 is gewijd aan de overheidszorg voor de bewoonbaarheid van het land, waarbij ook wordt gedoeld op de waterstaatszorg voor de verdediging van het land tegen het water, en de bescherming en verbetering van het leefmilieu. Met de zorg voor het milieu wordt gedoeld op die maatregelen, die in de meest ruime zin tot de milieubescherming kunnen worden gerekend. De zorgplicht van artikel 21 is vertaald in tal van wettelijke maatregelen, zoals de Wet milieubeheer, Wet bodembescherming, Wet verontreiniging oppervlaktewateren en de Wet ruimtelijke ordening.


Volksgezondheid; voldoende woongelegenheid; maatschappelijke ontplooiing

Over de overheidszorg op het terrein van de volksgezondheid handelt het eerste lid van artikel 22.

Het tweede lid betreft de overheidszorg voor de woongelegenheid. De bevordering van voldoende woon­ gelegenheid is een taak die ziet op een van de primaire levensbehoeften van de mens. De term ‘voldoende woongelegenheid’ die dit artikel bezigt, betreft niet alleen een voldoende aantal woningen, maar eveneens 46 | Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden 2023