Pagina:Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden 2023.pdf/48

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd


Hoofdstuk 2
Regering


Algemeen

Het hoofdstuk ‘regering’ valt in twee paragrafen uiteen. In de eerste paragraaf zijn bepalingen opgenomen over het koningschap. De tweede paragraaf bevat bepalingen over de regering, gevormd door de Koning en de ministers.

De terminologie over ‘de Koning’ vraagt bijzondere aandacht. De Grondwet van voor 1983 weerspiegelde de staatsrechtelijke verhoudingen die golden ten tijde van de totstandkoming van de Grondwet. Toen kreeg de positie van de Koning een veel sterkere nadruk dan thans, terwijl daartegenover de ministers meer als ’s Konings dienaren dan als eigenlijke bewindvoerders optraden. In de huidige Grondwet is de terminologie in overeenstemming gebracht met de staatkundige werkelijkheid. Het woord ‘Koning’ is opgenomen in de grondwettelijke bepalingen waarin de Koning persoonlijk is bedoeld, zoals in de bepalingen over de erfopvolging en het regentschap die zijn opgenomen in de eerste paragraaf van dit hoofdstuk. De term ‘Koning’ wordt voorts nog gebruikt wanneer gedoeld wordt op de Koning als het onschendbare deel van de regering, Koning en ministers tezamen. Behalve in een aantal artikelen in de tweede paragraaf van dit hoofdstuk (de artikelen 42, 47 en 49) komt dit gebruik van het begrip ‘Koning’ ook voor in andere delen van de herziene Grondwet, zoals in hoofdstuk 5 in sommige bepalingen die het wetgevingsproces betreffen.

In die gevallen waar de Grondwet van voor 1983 bepaalde dat de Koning benoemt of beslist, is in de huidige Grondwet opgenomen dat bij ‘koninklijk besluit’ wordt benoemd of beslist.

In een aantal gevallen is ten aanzien van de Koning voorzien in besluitvorming door de Tweede en Eerste Kamer in verenigde vergadering. Genoemd kunnen worden het besluit over toestemming tot een huwelijk van een potentiële troonopvolger (artikel 28), de uitsluiting van personen van de erfopvolging (artikel 29), de benoeming van een opvolger indien een reguliere opvolger ontbreekt (artikel 30) en een besluit tot buiten staat verklaring van de Koning (artikel 35). Reden van de besluitvorming in verenigde vergadering in deze gevallen is dat daardoor wordt uitgesloten dat beide kamers tot een verschillend oordeel zouden komen.


§.1 Koning


Deze paragraaf bevat onder meer bepalingen over de erfopvolging, het buiten staat verklaren het koninklijk gezag uit te oefenen, de tijdelijke neerlegging van het koninklijk gezag, het regentschap, de uitoefening van het koninklijk gezag door de Raad van State en het lidmaatschap van het koninklijk huis.


Troonopvolging

Na de inleidende bepaling van artikel 24 bepaalt artikel 25 de lijn van erfopvolging ten aanzien van het Koningschap. Erfopvolging vindt plaats tot in de derde graad van bloedverwantschap. Het koningschap gaat over op het oudste wettige kind, ongeacht het geslacht. De aanvangsleeftijd voor de uitoefening van het koninklijk gezag is vastgesteld op achttien jaar. 48 | Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden 2023