Pagina:Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden 2023.pdf/50

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Daarnaast regelt sinds 1855 de wet de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van ministers. De Grondwet maakt uitdrukkelijk melding van de mogelijkheid om staatssecretarissen te benoemen. Staatssecretarissen hebben een eigen politieke verantwoordelijkheid tegenover de Staten-Generaal, naast de verantwoordelijk­ heid van de minister.


Ministerraad en minister-president

De betekenis van het ambt van minister-president en van de ministerraad is de laatste jaren sterk gegroeid. Beide zijn zeker aan te merken als fundamentele elementen in ons staatsbestel.

Het is ingevolge artikel 45 de taak van de ministerraad te beraadslagen en te besluiten over het algemeen regeringsbeleid en de eenheid daarvan te bevorderen. De bepalingen over het ambt van minister-president beogen tot uitdrukking te brengen dat met het groeien van de collectieve verantwoordelijkheid van de ministerraad voor de hoofdlijnen van het regeringsbeleid, ook de betekenis van de voorzitter van de raad als eerstverantwoordelijke voor het regeringsbeleid als samenhangend geheel, en voor de coördinatie van dit beleid, is meegegroeid (artikel 45, tweede lid, en 48).


Contraseign

Alle koninklijke besluiten behoeven, naast de ondertekening door de Koning zelf, de medeondertekening van een of meer ministers of staatssecretarissen. Deze eis is ook ten aanzien van wetten gesteld (artikel 47).

Het besluit waarbij de minister-president wordt benoemd wordt mede door de nieuwe minister-president ondertekend. Dit accentueert zijn positie. In de Grondwet wordt voorts de verantwoordelijkheid van de minister-president voor het optreden van een nieuw kabinet onderstreept, doordat is bepaald dat ook de besluiten waarbij de overige ministers en de staatssecretarissen worden benoemd mede door hem worden ondertekend (artikel 48).

Voor de eden en beloften die nieuw optredende ministers en staatssecretarissen moeten afleggen, heeft de Grondwet zich, in navolging van hetgeen in de eerste paragraaf over de door de Koning af te leggen eden en beloften is opgenomen, beperkt tot het aangeven van de zakelijke inhoud ervan (artikel 49). De voor­ geschreven eed of belofte houdt ook in, dat zal dienen te worden gehandeld overeenkomstig geschreven dan wel ongeschreven normen die voor de getrouwe vervulling van het ambt in acht moeten worden genomen. In de Wet beëdiging ministers en leden Staten-Generaal is de inhoud van deze eed of belofte vastgelegd. 50 | Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden 2023