Pagina:Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden 2023.pdf/52

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd


Verkiezing Tweede Kamer

De Tweede Kamer wordt rechtstreeks door de bevolking gekozen. De Grondwet stelt de leeftijdsgrens voor het actief kiesrecht op achttien jaar. Daarnaast stelt de Grondwet de eis van Nederlanderschap. De eis van ingezetenschap van Nederland wordt niet gesteld. Dit betekent dat in principe ook Nederlanders die in het buitenland wonen, actief kiesrecht hebben voor de Tweede Kamer. De wetgever heeft echter ten aanzien van deze Nederlanders wel de mogelijkheid uitzonderingen te maken.


Uitsluiting van het kiesrecht

Het tweede lid van artikel 54 bepaalt wanneer iemand van het kiesrecht is uitgesloten. Dat is slechts het geval indien iemand door de rechter wordt veroordeeld tot een vrijheidsstraf van tenminste een jaar en als bijkomende straf uit het kiesrecht wordt ontzet. Dit is echter alleen mogelijk bij bepaalde door de wet aangewezen misdrijven (zoals een aanslag tegen de Koning of gericht op het omverwerpen van de regeringsvorm).

Ten aanzien van gedetineerden en andere personen aan wie rechtmatig hun vrijheid is ontnomen, is van toepassing het vierde lid van artikel 15, waarin wordt bepaald dat degene aan wie rechtmatig de vrijheid is ontnomen, kan worden beperkt in de uitoefening van de grondrechten dus ook het kiesrecht voor zover deze uitoefening zich niet verdraagt met de vrijheidsontneming. De uitsluitingsgronden voor het recht om gekozen te worden (het passief kiesrecht) zijn dezelfde als die voor het recht om te kiezen (het actief kiesrecht).


Verkiezing Eerste Kamer

Voor de Eerste Kamer voorziet de Grondwet in een stelsel van indirecte verkiezing door de leden van provinciale staten, de leden van het kiescollege voor de Eerste Kamer ten behoeve van Nederlanders die geen ingezetenen zijn en, indien op grond van artikel 132a Caribische openbare lichamen zijn ingesteld, de leden van de kiescolleges voor de Eerste Kamer in die openbare lichamen (artikel 55). Voorgeschreven wordt dat de verkiezing, behoudens in geval van ontbinding van de kamer, gehouden wordt binnen drie maanden na de verkiezing van de leden van provinciale staten. Hierdoor is verzekerd dat de samenstelling van een nieuwe Eerste Kamer gebaseerd is op een recente uitspraak van de kiezers. Eventuele nieuwe politieke ontwikkelingen die zich bij de verkiezingen van provinciale staten voordoen, zullen hierdoor op korte termijn hun doorwerking kunnen vinden in de samenstelling van de Eerste Kamer.

De zittingsduur van provinciale staten is op vier jaar gesteld, behoudens bij de wet te bepalen uitzonderingen (artikel 129, vierde lid). Ingeval de wetgever van deze mogelijkheid gebruik maakt, zal de zittingsduur van de Eerste Kamer aangepast moeten kunnen worden aan de eventuele verlenging of verkorting van de zittings­ duur van de colleges van provinciale staten. In artikel 52, tweede lid, wordt deze afwijking van de normale zittingsduur van vier jaar mogelijk gemaakt. Indien slechts voor één of enkele provincies van de normale zittingsduur wordt afgeweken, bij voorbeeld bij een provinciale herindeling, zal echter geen verkorting van de zittingsduur en geen tussentijdse verkiezing van de Eerste Kamer nodig zijn.


Leeftijd lidmaatschap Staten-Generaal en onverenigbare betrekkingen

Voor het lidmaatschap van beide kamers geldt als eis dat men ten minste achttien jaar moet zijn (artikel 56). Niemand kan gelijktijdig lid van beide kamers zijn. In artikel 57 worden ook enkele ambten genoemd die met het lidmaatschap van een van beide kamers onverenigbaar zijn: minister, staatssecretaris, lid van de Raad van State, lid van de Algemene Rekenkamer, Nationale ombudsman of substituut-ombudsman, lid van de Hoge Raad en procureurgeneraal of advocaatgeneraal bij de Hoge Raad. Een minister of staatssecretaris die zijn ambt ter beschikking heeft gesteld, mag echter dit ambt verenigen met het lidmaatschap van de 52 | Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden 2023