Pagina:Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden 2023.pdf/66

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Het tweede lid van dit artikel vermeldt de belangrijkste overige bestuursorganen van provincies en gemeenten. Voor de provincie zijn dit gedeputeerde staten en de commissaris van de Koning, voor de gemeente het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester.

In artikel 126 is bepaald dat de commissaris van de Koning bij de wet kan worden belast met de uitvoering van een door de regering te geven ambtsinstructie. Voor zover de commissaris taken verricht als rijksorgaan (bij voorbeeld in het kader van burgemeestersbenoemingen), is daarvoor ingevolge de Grondwet dus een wettelijke basis vereist.

Ingevolge artikel 127 ligt de verordenende bevoegdheid, behoudens bij de wet te bepalen uitzonderingen, geheel bij provinciale staten, onderscheidenlijk de gemeenteraad. Provinciale staten en de gemeenteraad zijn overigens wel bevoegd om, indien de wet daartoe de mogelijkheid opent, deze bevoegdheid aan andere organen over te dragen. In artikel 128 wordt in aanvulling daarop nog bepaald dat autonome bestuurs­ bevoegdheden niet door de wetgever kunnen worden overgedragen aan provinciale of gemeentelijke commissies, behoudens in geval van opheffing van bestaande, of instelling van nieuwe provincies en gemeenten of bij grenswijziging.


Kiesrecht voor provinciale staten en gemeenteraad

De vereisten voor het actief en passief kiesrecht voor provinciale staten en de gemeenteraad zijn ingevolge artikel 129 nagenoeg gelijk aan die voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Wel dient men voor de uitoefening van het kiesrecht voor provinciale staten en de gemeenteraad ingezetene van de desbetreffende provincie, onderscheidenlijk gemeente te zijn. De zittingsduur van provinciale staten en de gemeenteraad is vier jaren, behoudens bij de wet te bepalen uitzonderingen. Ingevolge het vijfde lid bepaalt de wet welke betrekkingen niet gelijktijdig met het lidmaatschap kunnen worden uitgeoefend.

Verder kan de wet bepalen dat beletselen voor het lidmaatschap voortvloeien uit verwantschap of huwelijk en dat het verrichten van bij de wet aangewezen handelingen tot het verlies van het lidmaatschap kan leiden.


Kiesrecht voor nietNederlanders

Artikel 130 geeft de wetgever de bevoegdheid het actief en passief kiesrecht voor de gemeenteraad toe te kennen aan ingezetenen die geen Nederlander zijn, mits zij ten minste voldoen aan de vereisten die gelden voor de Nederlandse ingezetenen. In 1985 is de Kieswet aangepast, waarbij het actief en passief kiesrecht voor de gemeenteraad ook aan nietNederlandse ingezetenen is toegekend. Het actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen voor burgers van de Europese Unie is tevens gebaseerd op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.


Benoeming commissaris van de koningin en de burgemeester

In artikel 131 is sinds 2018 vastgelegd dat de commissaris van de Koning en de burgemeester worden aangesteld, geschorst en ontslagen op een bij de wet te bepalen wijze. Krachtens de wet kunnen nadere regels worden gesteld over de daarbij te volgen procedures.


Overige voorschriften betreffende provincies en gemeenten

In het eerste lid van artikel 132 is de bevoegdheid van de wetgever neergelegd om de inrichting van provincies en gemeenten te regelen, alsmede de samenstelling en bevoegdheid van hun besturen. Op deze bepaling zijn de Provinciewet en de Gemeentewet gebaseerd. Het tweede tot en met het vierde lid houden bepalingen in betreffende het preventieve en het repressieve toezicht. Vernietiging door de centrale 66 | Grondwet voor het Koninkrijk der Nederlanden 2023