Pagina:Groot volkomen moolenboek.pdf/77

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

M. De kap met de toelaag van boven te zien. N. De binte van de ſchuur van van voren met de ſpande.
O. De binnenſte ſpande van de ſchuur. P. De ſpande van de kap van de Molen‚ zo als men de zelve met hout dekt.


Figuur 10.

Beſchryving oyer de Opſtal van de Sardammer Zaagmolen.

A. Het grote Kamwiel aan de as heeft 68 kammen, 5¼ duim deeling. B. De ſchiefloop daar toe 33 ſtaven.
C. Het bonkler aan de ſpil heeft 43 kammen‚ 5½ duim deeling. D. De ſchiefloop op de kruk heeft 42 ſtaven.
E. De ſchuifwielen 44 tanden 4 duim deling.
F. De onderſte ſchuifwielen die de ſlede voortzetten, zyn 6½ voet hoog, een halve duim deling.
G. De ſchiefloop daar toe 7 ſtaven daar de yzere ſtang in leit.
H. De zyde van de ſchuur is zoo getekent, als of men de delen recht opzette, op de Hoogduitſche manier.
I. De roede lang 82 voet, met hek 7 voet en 8 duim breed in ’t geheel, met de zomen; op de voorzyde van de roede 14 duim daar de borden op leggen.


Figuur 11.

Beſchryving hoe men de Winſche op de Molen-roeden boren moet.

Neemt een voet hoog, gelyk van A tot B, en zet dan u paſſer op de punt A‚ en trekt van B 6 duim voort tot C, haalt dan van A tot C een rechte linie, verdeelt dan de ronde Cirkel van B tot C, op dezelve manier gelyk die hier verdeelt is; dat is de rechte maat hoe men de Winſche boren moet. Neemt den een lat, en legt die op de Roede drie quartier of een duim van de voorkant. Geeft daar een ſchrap even ver van de voorkant, of de Roede recht of krom is, gelyk de zelve boven by de A verdeelt is, verſtaande zoo ver als de hechten wezen moeten.

By exempel. Een Roede was 78 voeten lang, en men wilde aan yder end 28 hegten zetten, verdelende yder gat 15 duim van malkander; gelyk deze kleine Roede verdeelt is. Neemt dan u ſway en zet die op de Roede, gelyk boven by A en D te zien is, verſtaande de A Voor u ſchrap die gy op de Roede geſchreven hebt; opent dan u ſway van B tot C, en zet dezelve zoo geopent op de Roede by N°. 1. boort daar een gat door, zoo ſchuin als de ſway ſtaat‚ dat gedaan zynde, zoo neemt u ſway weer te rug van C tot B, zoo als dezelve in de Figuur ſtaat, en zet dezelve op de Roede by N°. 28. boort daar wederom een gat, ſteekt daar een ſtok in, maakt daar een lyn vaſt‚ een voet hoog van de Roede, haalt dan de lyn tot N°. 1. ſteekt daar wederom een ſtok in, en maakt de lyn vaſtt op de zelfde hoogte, opent dan u ſway tot N °. 10. zet dezelve wederom op de Roede by N°. 10. boort daar een gat, ſteekt daar de derde ſtok in, maakt dan de lyn van N°. 1. los‚ en doet dezelve om de ſtok van N°. 10. maakt dan de lyn wederom vaſt by N°. 1. en ziet of de volgende Nommers, te weten, N°. 14. 18. 22. 26. ook accorderen met de geſpannen lyn, als dezelve niet accorderen, zoo boort noch een gat by N°. 18. ſteekt daar een ſtok in, en zoo ’er aan de andere Nommers yets ſcheelt, zoo kunt gy dat helpen met wiggen aan de hechten. Dit gedaan zynde, zoo vangt aan te booren, wel acht nemende dat gy de boor by de ſchrap, en neffens de geſpannen lyn laat accorderen‚ hellende de boor na de rechterhand een duim op de voet over. Doch of ’t gebeurde dat gy een Roede moeſt maken die langer of korter was, daar meer of minder hegten in quamen, zoo moet gy dezelve ſchuinte in ’t booren gebruiken; doch de verdeling van de gaten na de lengte of korte van de Roede vergrooten of verkleinen. Gy moet wel toezien dat het derde gat van ’t kleine end. N°. 26 winkelrecht geboort werd. Laat u avegaar vallen na u rechterhand een duim op de voet. Als de Roede dan geboort en gedaan is, zo ligt de zelve op, en legt in de midden een end van een balkje, en een koevoet daar op‚ en probeert of de Roede recht in zyn gewicht is; zoo daar wat aan ſcheelt, zoo kunt gy dat helpen met de ſwaarſte hekken aan ’t lichſte end in te zetten.
E. De Roede doorgeſneden te zien met de voornaamſte Nommers.


Figuur 12.

{{c|'t Fondament hoe men een Sparwiel maken moet, om de kammen en ſtaven te verdelen, dat het zelye gemakkelyk en ſtil werken kan.

Voor eerſt moet gy weten hoeveel kammen en ſtaven dat gy in u werk hebben wil, en hoe grooten verdeling dat waar wezen moet; trekt dan u ronde Cirkel op de wydte van u kammen daar de verdeling op komen moet, trekt dan de Cirkel van de ſchieſoop, ſnydende in de midden door malkander, waar door men zien kan hoe veel de kleine Cirkel grooter moet wezen daar de kammens in komen, de kammens afwerken is met ſtippels aangewezen, waar de paſſer moet ſtaan, om de vaſte trek te hebben; de proportie van de kammen en ſtaven is in 7 deeien verdeelt, dezelve kan ook in 12 verdeelt werden, 7 voor de ſtaven, en 5 voor de kammen?
D. Deze Figuur, wyſt aan hoe men van drie gegeven punten een Cirkel trekken zal. Zet u paſſer eerſt op 1. en trekt een gedeelte van een Cirkel, zet dan op 2, en trekt een halve Cirkel, zet dan op 3‚ en trekt weer een gedeelte van een Cirkel, ſnydende door malkander‚ trekt dan twee rechte lynen door de ſnydende Cirkels, daar die twee lynen dan kruiſſen is het Centrum, om de drie gegeven punten in een Cirkel te trekden. Op de zelve manier kan men altyd in een ronde Cirkel het Centrum vinden, als dezelve verborgen is.
E. Deze Figuur wyſt aan hoe men een Winkelhaak maken kan met een paſſers Opening.
F. In deze Figuur wert getoont, hoe men in een halve Cirkel zo veel Winkel haken kan maken als men hebben wil.
G. Deze Figuur leert om een Gebouw, Grond‚ of Kap in een recht vierkant te leggen met een maatſtok. Zo ſlaat op u balken van ’t vierkant of wormte‚ een lynſlag op elke zyde van de hoek‚ zet op de eene lynſlag zes voet, op de andere 8 voet, als dat recht in de Winkelhaak leit, zoo blyft daar 10 voet overhoeks van 6. tot 8 voet, het tweede kan men ook doen als ’t' klein werk is, met 3 en 4 voet, dan blyfter 5 overhoeks.