Pagina:Handwoordenboek der Grieksche taal.djvu/12

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
viii
VOORREDE.

Met de Jeugd is het gansch anders gelegen. Men maakt haar noch met alle, noch ook met allerlei Schrijvers bekend: het komt hier vooral aan op de wel ingerigte keuze der gemakkelijkste en voortreffelijkste stukken uit de beste Schrijveren. Tot een Klein- of Handwoordenboek ten dienste der Scholen wordt dus vooreerst eene juiste en gepaste keuze vereischt, zoo der woorden als der beteekenissen: niet alle kunnen, niet alle mogen, in een zoo klein bestek bevat worden: ja zelfs zou dit den Leerling eer nadeel dan voordeel aanbrengen. Niet de menigte der woorden, maar hunne onmisbaarheid, maakt de waarde van zoodanig Woordenboek uit. Als op den titel van Hedericus, de groote Ernesti voorgaf, dat hij het werk met eenige duizende woorden verrijkt had, was hij er zoo ver af van daardoor aller goedkeuring weg te dragen, dat naderhand de beroemde Wyttenbach [1] niet aarzelde het ongepaste van zoodanige grootspraak aan te wijzen. En om wezenlijk nuttig te zijn, moet een Woordenboek voor de Jeugd, gelijk dezelfde Hoogleeraar opmerkt, alleen die woorden bevatten, welke door het gebruik der beste Schrijveren bevestigd zijn [2], d. i. van die genen, welke de Taal in hare grootste zuiverheid geschreven hebben. Het is deze woorden-keuze, welke vooral de kundige Scheller in het oog hield bij de vervaardiging van zijn Klein Woordenboek: en waarop de groote Ruhnkenius indachtig maakt in zijne Voorrede voor de Nederduitsche Uitgave van het grootere Lexicon Auctorum Classicorum van denzelfden. Onze Hoogduitsche Voorganger, de Heer Niz, laat zich over dit onderwerp in zijne Voorrede, bl. IX, op de volgende wijze uit: »Zoo als de gansche VVoordenschat der Taal hier niet opgenomen worden kon, zoo zal het met de keuze der woorden hetzelfde geval zijn. Sommigen zal het een of het ander te veel toeschijnen, en anderen een uitgelaten woord niet onwaardig voorkomen om opgenomen te worden, Woorden, die zeer zelden voorkomen, of althans in Schrijvers, die den Scholieren onbekend blijven, zijn uitgelaten. Voorts zoodanige zamenstellingen,

  1. Praef. ad Sel. Princ. Hist. Gr. p. XXVII.
  2. Vocabula usu optimorum Auctorum probata, Ibid. l. c.