Pagina:Harting, Het eiland Urk (1853).pdf/55

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

DE

dien tijd, en zelfs Jang voor dat er iets van het tegeuwoordige Noord- en Zuidholland en van het grootste deel van Friesland boven de zee verrezen was, of, met andere woorden’, op cen tijdstip, toen dit geheele gedeelte van ons vaderland nog zee was, lag reeds de diluviale kern van Urk in die zee, als een eilandje , dat echter, gelijk wij zagen, toen eene grootere uitgebreidheid had dan het tegenwoordige haog liggend gedeelte. Eerst nadat de met zoet water gevulde lagune ontstaan was, werd die kern het steunpunt voor de latere alluviale formatie, terwijl nog later, — toen, ten gevolge van hetweder wegspoelen der gronden, die vroeger het meer Flevo aan de Noordzijde omzoomden en van de zee afslo- ten, zich de Zuiderzee had gevormd, — het zee-alluvium ont- stond, dat thans het zoetwater-alluvium als een gordel omgeeft, Dit bewijst, dat er althans een tijd is geweest, dat Urk een eiland in het meer Flevo was, en, daar nu de beide andere in ‘de Zniderzee gelegen eilanden, Marken en Schokland , geheel van alluvialen oorsprong zijn, zoo zoude men welligt vermoeden kun- nen, dat Urk voor het eiland Flevo moet gehouden worden, waarvan Mela gewag maakt, en welks ligging nog zoo raadsel. achtig ie, det niet minder dan vijf uiteenloopende meeningen


de bodem vormde aanvankelijk eene reeks of keten van eìlanden, die de lagune begransden, welke toen nog met brak water gevuld was. Allenps echter vereenigden zich deze eilanden , totdat er eindelijk nog, slechte hier en daar opene ruimten overbleven, waardonr de zee het water uit de lagune ontving, Waarin het zoete water der rivieren zich uitstorite, Door dezen meer beperkten toegang der zee, hield het waler in de lagune eindelijk ook op brak te zijn, en toen ontstond ap de vndiepate plaatsen der lagune etne vegetatie van zoetwaterplanten, welke jaarlijks afstervend, maar ook telken jare door eeno nieuwe vegetatie opgevolgd, onder den vorm van veen, tot de ophooging des bodems krachtig bijdroegen. Deze veenvorming, lange den weatelijken ea noordwestelijken eaom aangevangen, strekte rich van lieverlede meer bùunenwaarta mit, totdat cindelijk von de vroegere la- gmie slechts cen meer overbleef, waarin een der Rijnarmen zijn water onlastle, dat daaruit naordelijk zijnen verderen weg naar de zee vond.